Hoeveel energie uit voedsel je nodig hebt, is afhankelijk van je geslacht, leeftijd, gewicht, hoeveel je beweegt en de duur en zwaarte van de inspanning. Als je nog in de groei bent, zwanger bent of borstvoeding geeft, heb je daar ook energie voor nodig.
In het algemeen geldt dat mannen meer energie verbruiken dan vrouwen. Dat komt doordat ze verhoudingsgewijs meer spierweefsel hebben. Zo ligt de energiebehoefte van mannen tussen de 30 en 50 jaar met een zittend beroep en weinig beweging in de vrije tijd rond de 11000 kilojoule (kJ) per dag. Vrouwen van die leeftijd met dezelfde inactieve leefstijl kunnen met gemiddeld 9000 kJ toe.
De eenheid kcal (kilocalorie) wordt ook vaak gebruikt, maar dat is geen officiële (SI) eenheid. 1 kcal = 4,184 kJ.
Met het ouder worden, neemt de energiebehoefte af. En mensen met een laag lichaamsgewicht hebben minder energie nodig dan zware mensen.
Inspanning verhoogt het energieverbruik. Daarnaast leidt regelmatig bewegen tot een toename van de spiermassa en een afname van de hoeveelheid lichaamsvet. Lichaamsvet heeft een isolerende werking, waardoor met minder vet weer meer energie nodig is om op temperatuur te blijven.
Gemiddeld hebben mensen met een actieve leefstijl 1200 tot 1700 kJ per dag meer nodig dan mensen met een inactieve leefstijl.
Basaalstofwisseling
Het energieverbruik van de mens wordt grofweg bepaald door 3 componenten: de basaalstofwisseling (of rustmetabolisme), de door de voeding geïnduceerde thermogenese en het verbruik door activiteit.
Het basaal of rustmetabolisme neemt 65 tot 70% van het totale dagelijkse energieverbruik voor zijn rekening. Dit is nodig om in leven te blijven en alle vitale functies te kunnen vervullen zoals het pompen van het hart, de regeling van de lichaamstemperatuur, de ademhaling, de celvernieuwing enz. De belangrijkste component die van invloed is op de basaalstofwisseling is de vetvrije massa.
Het energieverbruik van spierweefsel is hoog, dat van vetweefsel laag. Dit verklaart deels dat vrouwen een lagere basaalstofwisseling hebben: vrouwen hebben gemiddeld tien procent meer vetweefsel dan mannen met hetzelfde lichaamsgewicht. Bij het stijgen van de leeftijd krijgen zowel mannen als vrouwen meer vetweefsel en minder spierweefsel. Daarom daalt de basaalstofwisseling op oudere leeftijd.
Na de maaltijd gaat er extra energie naar de spijsvertering, de absorptie van het voedsel en de verdere verwerking van het voedsel in het lichaam. Deze thermogenese bedraagt ongeveer 10% van het dagelijkse energieverbruik.