Koolhydraten (zetmeel en suikers) zijn vooral van belang als energiebron. Ze leveren de energie die nodig is voor alle lichaamsprocessen en dienen als brandstof voor de hersenen. Een gram koolhydraten levert 17 kJ (4 kcal) energie. In een uitgebalanceerde voeding leveren koolhydraten minstens veertig procent van de hoeveelheid energie die een mens dagelijks nodig heeft.
Soorten
De naam koolhydraten is een scheikundige term: ze bestaan uit koolstof en een waterstofverbinding (hydro is de oud-Griekse naam voor water). Er worden drie soorten onderscheiden:
1. monosacchariden, zoals glucose (druivensuiker, dextrose) en fructose (vruchtensuiker). Bestaan uit één molecuul.
2. disacchariden, zoals sucrose/saccharose (suiker), lactose (melksuiker) en maltose (moutsuiker). Samengesteld uit twee monosaccharide moleculen:
respectievelijk glucose en fructose, glucose en galactose en glucose en glucose.
3. polysacchariden, zoals zetmeel en glycogeen. Samengesteld uit meerdere monosaccharide-moleculen (meestal glucose).
Mono- en disacchariden worden ook wel aangeduid als ‘eenvoudige’ koolhydraten, terwijl polysachariden ook wel complexe koolhydraten worden genoemd. Poly- en disacchariden worden voor een klein deel in de mond en voor het grootste deel in de dunne darm gesplitst in monosacchariden, die in de darm worden opgenomen. Via de darmen komen ze in het bloed terecht, waarna ze door het hele lichaam worden vervoerd om te dienen als energiebron voor cellen, met name voor de hersencellen.
Bronnen
Koolhydraten in de vorm van zetmeel komen voor in brood, aardappelen, rijst, pasta en peulvruchten (bruine en witte bonen). Vruchten en vruchtensap bevatten eenvoudige koolhydraten als vruchtensuiker en druivensuiker. In melk, karnemelk en yoghurt zit melksuiker. In snoep, koek, gebak, frisdrank en dergelijke zit suiker (sucrose). Veel voedingsmiddelen bevatten een mengsel van complexe en eenvoudige koolhydraten.
Koolhydraattekort
Koolhydraten kunnen slechts beperkt in het lichaam worden opgeslagen. Er kan een kleine voorraad aangelegd worden in de vorm van glycogeen, met name in de spieren. Een tekort aan koolhydraten zal niet vaak voorkomen. Alleen bij een speciaal dieet of in andere bijzondere situaties kan een tekort ontstaan. In dat geval zal het lichaam een andere energiebron aanboren en daaruit koolhydraten aanmaken. In de regel zijn dat de vetten. Een tekort aan koolhydraten leidt tot een slechte adem, vermoeidheidsverschijnselen en concentratiestoornissen. Op den duur leidt een tekort aan koolhydraten tot afbraak van spierweefsel.